De D-score met de D van Difficulty (moeilijkheid) geeft aan hoe moeilijk een oefening is.
Hoe hoog dit cijfer is hangt af van welke elementen (turnkunstjes) een turnster kiest en hoe moeilijk de elementen zijn.
Een salto voorover is bijvoorbeeld een moeilijker element dan een rol voorover (koprol)
Bij de keuze oefenstof worden er bepaalde eisen aan een oefening gesteld om te zorgen dat een oefening verschillende soorten turnelementen laat zien.
De eisen op balk kunnen bijvoorbeeld zijn:
Als je een eis haalt wordt je D-score hoger. Turnsters proberen daarom ook altijd alle eisen te doen!
Als laatste is het soms ook nog mogelijk om een hogere D-score te krijgen als je 2 of meer elementen met elkaar verbindt.
Als je elementen aan elkaar turnt wordt de oefening natuurlijk moeilijker dan als je na elk element even uitrust en dan weer verder gaat. Het bekendste voorbeeld hiervan is natuurlijk Epke zonderland
Omdat Epke 3 elementen achter elkaar turnt krijgt hij veel extra punten en dus een hogere D-score!
Natuurlijk hoort hier ook weer een som bij om de D-score uit te kunnen rekenen.
De 3 losse cijfers zijn:
Eindopdracht:
Een turnster heeft:
Wat is haar D-score?
Als je wil weten hoe de deelcijfers precies berekend worden kun je kijken bij: